Sint Servaaslied

Gezongen door de Cappella Sancti Servatii 
De tekst met afbeelding van het Servaaslied

Sint Servatius (Servaas) is de eerste bisschop van Maastricht. Hij leefde in de 4e of in de 5e eeuw. Tot circa 700 zetelden de bisschoppen van de Tungriin Maastricht, maar vanaf Lambertus en Hubertus zetelen zij in Luik. De bisschopskerk in Maastricht was de Onze Lieve Vrouwekerk, gelegen binnen het toenmalige laat-Romeinse castrum, de verre voorloper van het huidige romaanse, 12e-eeuwse kerkgebouw. De Sint-Servaaskerk, gebouwd op het graf van de H. Servatius, was ook de grafkerk van de latere bisschoppen van Maastricht. Zowel Sint Servatius als Onze Lieve Vrouw worden beschouwd als patroonheiligen van de stad Maastricht.

1.
Komt laat ons een loflied zingen,
Sint Servastius ter eer,
Dien wij waarlijk mogen noemen,
Bloedverwant van Onzen Heer.

 

Refrein:

O, Sint Servatius
Beschermer van Maastricht
bewaar in dit gewest
het heil door U gesticht

 

2.
Christus roept hem op naar Tongren,
Uit een vergelegen land,
Van het Altaar geeft Gods engel
Hem de kromstaf in de hand.

 

Refrein.

 

3.
Wondren zonder tal verzellen
Hem op zijn pelgrimsbaan,
Hij vergaart ontelbare scharen
Onder Christus' legervaan.

 

Refrein.

 

4.
Rome zag hem biddend, wenend
Neergeknield bij Petrus' graf,
waar tot onderpand van liefde
Petrus hem de sleutel gaf.

 

Refrein.

 

5.
Eng'len zingen bij zijn grafstee
En bewaren zijn gebeent.
Zingen dan ook wij zijn glorie,
Tot wij met hem zijn vereend.

 

Refrein.

1.
Venez, chantons un hymne,
en l'honneur de saint Servais,
que nous pouvons appeler
parent de notre Seigneur.

 

Refrain:

O saint Servais, 
protecteur de Maastricht, 
conservez dans cette contrée 
le salut fondé par vous.

 

2. 
Le Christ l'appelle d'un pays lointain 
pour aller à Tongres, 
l'ange de Dieu lui donne de l'autel 
la crosse entre les mains.

 

Refrain. 


3. 
Des miracles innombrables 
l'accompagnent sur son chemin de pèlerin, 
il rassemble des foules sans nombre 
sous le fanion du Christ. 


Refrain. 


4. 
Rome le vit en prière, en pleurs, 
Agenouillé devant le tombeau de Pierre, 
Où, comme gage de son amour, 
Pierre lui donna la clé.


Refrain.

 

5. 
Des anges chantent près de sa tombe 
Et gardent ses reliques. 
Nous aussi, chantons sa gloire, 
En attendant d'être unis avec lui. 


Refrain.